Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voelhoorn

betekenis & definitie

VOELHOREN, m. (-s),

1. spriet die de meeste gelede dieren ten getale van twee of vier, soms vijf, vooraan op de kop hebben, dienende om te tasten en te voelen; (fig.) zijn voelhorens uitstéken, terrein verkennen, zijn omgeving polsen;
2. (zeew.) ben. voor zekere spieren onder de kluiverboom en naast de bak, dienende om de kluivergeien (enz.) uit te houden.

< >