v. (vlagen),
1. plotselinge verheffing van wind, of op zich verheffende wind voortgejaagde neerslag: een bui met vlagen van hagel en sneeuw; een Maartse vlaag; vgl. wind-, regenvlaag ; — bij vlagen, bij tussenpozen ;
2.(fig.) opwelling, aanval: in een vlaag van toorn, ijlhoofdighied iets doen ;
3. zie Vlaak, 3.