o.,
1. leer van het bestaan van een specifieke levenskracht, een zelfstandig levensprincipe in de organische natuur, ter verklaring van de levensverschijnselen ; in meer alg. zin de leer dat de levensverschijnselen nog door andere krachten dan die van de enkele causaliteit» bepaald worden ;
2. levensphilosophie ; philosophie die veel betekenis aan het irrationele toekent;
3. litteraire stroming in Nederland (± 1920—1933) die vooral de vitaliteit, het levensoptimisme predikte en bewonderde.