I. o. (-s),
1. jong van een paard ; ook van een ezel, kameel enz. : een veulen, zijnde het jong ener jukdragende ezelin (Matth. 21 : 5);
2. (fig.) dartel, onbesuisd jong mensenkind, inz. meisje ;
3. zijden satijnweefsel waarin aan de gladde kant adertjes geperst zijn :
4. veulenbont;
II. bn., van veulen (3.) of veulenbont.