(verwilderde, heeft en is verwilderd),
1. weder wild worden: een stuk land, een tuin laten verwilderen, niet onderhouden, met wild gewas laten overwoekeren ; — een kind laten verwilderen, het geen opvoeding geven, het in ’t wild laten opgroeien ;
2. wild, tuchteloos maken of worden : de oorlog heeft velen verwilderd-; de verwilderde zeden.