m., VERVOLGSTER, v. (-s),
1. die vervolgt, voortzet: de vervolger van Wagenaar:
2. die vijandelijk volgt, belager : onze vervolgers zijn sneller geweest dan de. arenden des hemels (Klaagl. 4 : 19): ik die tevoren een godslasteraar was. en een vervolger en een verdrukker (1 Tim. I : 13); aan zijn vervolgers ontkomen ; vervolger der onschuld.