(verstrooide, heeft verstrooid),
1. her en der uiteendrijven, verspreiden : de wind heeft de wolken verstrooid; alzo verstrooide hen de Here van daar over de ganse aarde (Gen. 11: 8); het vijayulelijke leger werd verstrooid ; — 2. (de gedachten) afleiden : een flinke leerling laat zich door niets verstrooien ; — afleiding verschaffen : wij zullen trachten hem een weinig te verstrooien;
3. zich verstrooien, uiteengaan, zich verspreiden ; (ook) afleiding, uitspanning zoeken.