(verouderde, heeft en is verouderd).
1.ouder, oud maken of worden : vader is dit jaar veel verouderd ; in de tropen veroudert men sneller dan in ons land; de ziekte heeft hem veel verouderd;
2. mettertijd buiten gebruik raken: die gebruiken beginnen te verouderen :
3. niet meer aan de eisen van de tijd voldoen, niet meer in overeenstemming zijn met de werkelijkheid of de stand van zaken: encyclopaedieën, voorschriften verouderen mei.