(vermeesterde, heeft vermeesterd),
1.(vero., gew.) aan heelmeesters betalen ;
2. overmeesteren, veroveren, bedwingen : een vesting vermeesteren; beurtelings vermeesterd of vermeesterend, dwingt hij des Engels zegening af (Vosmaer); — zich vermeesteren, zich beheersen, bedwingen ; zijn driften vermeesteren, bedwingen, beteugelen.