(verkeek, heeft verkeken),
1. voor het kijken uitgeven : je zou er een dubbeltje aan verkijken;
2. kijkende verloren laten gaan : daar staat hij zijn tijd te verkijken; — (in ’t bijz.) ongebruikt laten voorbijgaan : de kans is verkeken, verloren;
3. zich verkijken, bij het kijken zich vergissen: ik heb mij verkeken en de heer voor de boer weggeworpen;
4. zich verkijken aan, kijkende onder de bekoring komen van, zijn hart verliezen : verkijk u niet aan haar lief gezichtje.