Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vergif(t)

betekenis & definitie

o. (-en),

1. stof die, reeds in een kleine hoeveelheid toegediend of ingenomen, de levensfuncties ernstig verstoort, in ’t bijz. zulk een die de dood teweegbrengt, venijn: vergif bereiden, innemen, toedienen; minerale, plantaardige, dierlijke vergiften; een snel, een langzaam werkend vergif; — dat smaakt als vergif, zeer lelijk ; vand. ’t is vergif, een afschuwelijke drank;
2. (fig.) wat (inz. in zedelijk opzicht) zeer schadelijk is: zulke lectuur is vergif voor de jeugd.

< >