(vergoot, heeft vergoten),
1. doen stromen, gietende doen vloeien : bloed vergieten ; tranen vergieten, schreien ; hij keerde, in ’t volle zweet dat hij van angst vergoot (Staring);
2. anders, opnieuw gieten : een klok vergieten ;
3. door gieten bederven: je hebt de thee vergoten, er te veel water op gedaan;
4. gietende gebruiken : al de spijs is vergoten.