(veredelde, heeft veredeld),
1. edel, edeler, fijner maken: vruchten veredelen, t.w. door overenting;
wijn veredelen, door vermenging met betere soorten ; een schapenras veredelen, door teeltkeus; degelijke lectuur veredelt verstand en hart; de vergiffenis veredelt onze ziel;
2.(econ.) aangevoerde grondstoffen of halffabrikaten tot producten verwerken.