(verdikte, heeft en is verdikt),
1. (onoverg.) dikker worden ; geconcentreerder worden, stollen : het verdikte plantensap ; vleesnat verdikt door het koken; verdikte melk; — in Z.-Ned. ook van personen gezegd: hij is in de laatste tijd erg verdikt’,
2. (overg.) dikker maken: het vleesnat verdikken; — (wederk.) de spieren verdikken zich in het midden, zijn daar dikker.