(verblijdde, heeft en is verblijd),
1. blijde maken, verheugen : dat verblijdt mij; iem. met iets verblijden; — (wederk.) dat de hemelen zich verblijden en de aarde zich verheuge (Ps 96:11); zich over iets verblijden; vreugde gevoelen: verblijdt u met de blijden; — met iets verblijd worden, het als geschenk ontvangen ;
2. (zelfst.) het blij-zijn : (spr.) na lijden komt verblijden.