(verbeestefijkte, is verbeestelijkt),
1. verdierlijken : hij scheen idioter dan ooit, verbeestetelijkt als een bruut (Couperus);
2. (gew.) door slecht gedrag in de war laten lopen. [VERBEESTELIJKEN verdient de voorkeur boven VERBEESTEN, dat in Z.-Nedl. niet ongewoon is].