Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vasthechten

betekenis & definitie

(hechtte vast, heeft vastgehecht), hechtend vastmaken: een wonde vasthechten: — wederk.: klimplanten hechten zich vast met stengelworteltjes: (fig.) zich aan iets, iem. vasthechten; aan een mening vasthechten, vast houden, blijven hechten (aan).

< >