Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Var

betekenis & definitie

m. (-ren), (hoofdzakelijk een bijbelwoord, als gew. woord Brab. en Limb.) jonge stier, stier: Aäron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van de var leggen (Exod. 29 : 10); — (gew.) zo zuur zien als een var ; zo moedwillig, zo koppig als een var.

< >