vz., waarnaast ook het afstandscompositum van...af,
1. bij de aanduiding van de plaats vanwaar een handeling uitgaat of vanwaar ze begint: rustig stijgen vanaf de smalle zandstrook de terrassen en velden ;
2. bij de aanduiding van een tijdstip, a. in de toekomst: te beginnen met: vanaf 1 Januari 1950 zal de wet van kracht worden ; b. in het verleden: sedert: vanaf het jaar 1850 tot aan zijn dood ;
3. als inleiding van een volgorde, reeks enz.: te beginnen met, van...tot: de kust vanaf Duinkerken tot aan de Wezer. [Opm. Vanaf is ontstaan uit de verbinding van + lidw. + zn. + bw. af, en is als zodanig te vergelijken met liet vz. tegenover, dat op een dergelijke manier uit tegen + lidw. + zn. + over is ontstaan ; het voldoet aan een drang tot aanschouwelijkheid en is, waar van te kort schiet, moeilijk te missen, ook als variatie van het afstandscompositum van...af. Ten onrechte is het normaal ontstane vz. vanaf door dilettanten afgekeurd. ]