(<Eng.), v. (-s),
1. (geldwezen) hernieuwde vaststelling van de waarde van een schuldvordering, die tengevolge van valutadaling, noodtoestand van de staatsfinanciën of andere regeringsmaatregelen sterk gedeprecieerd of noodlijdend geworden is;
2. (handelseconomie) samenstel van maatregelen die ten doel hebben de prijs van grondstoffen of producten op een zeker peil terug te brengen, ten einde de productie weer lonend te maken: de pogingen om door valorisatie de koffie op prijs te houden.