(vraagde, vroeg uit, heeft en is uitgevraagd),
1. (onoverg.) ten einde vragen: eindelijk was hij uitgevraagd;
2. (overg.) iem. uitvragen, door vragen zijn geheimen, bedoelingen enz. trachten te weten te komen ; door vragen ontlokken : zij vragen hem alles uit. [Geen samenst. in ik ben heden uit gevraagd, ten eten gevraagd]