(mat uit, heeft uitgemeten),
1. geheel meten ; — een kamer uitmeten, door meten onderzoeken hoe lang en breed zij is;
2. meten om te verkopen, en vand. bij de maat, in het klein verkopen ; — (spr.) met de maat waarmee ge uitmeet, zult ge ingemeten worden, men zal u behandelen zoals gij anderen behandeld hebt; — iets breed uitmeten, het lang en breed vertellen of aantonen, er hoog van opgeven;
3. (Zuidn.) uitvallen : dat zal slecht uitmeten.