(lichtte uit, heeft uitgelicht),
I. (iem.) met een licht uitleiden; — (R.-K.) een stervende uitlichten, hem een gewijde kaars in de hand geven; (ook) de lijkdienst voor een overledene doen.
II. uitheffen, uit iets lichten : een deur uitlichten, uit de hengsels lichten ; — (oneig.) een passage uitlichten uit een geschrift, die afzonderlijk bekijken, bespreken enz.