(Fr.), v. (-s),
1. spreekgestoelte;
2. afgezonderde, verheven plaats in vergaderzalen voor toehoorders die geen lid zijn, voor het publiek bestemd: de vrije en de gereserveerde tribune; — in ’t bijz. in een gerechtszaal: de president liet de tribunes ontruimen; — (fig.) voor de publieke tribune, in het openbaar;
3. (fig.) het spreken in een openbare vergadering, openbare behandeling van zekere aangelegenheden: vrije tribune;
4. galerij (in kerken); — geheel van oplopende rijen zitplaatsen voor toeschouwers: een overdekte tribune.