Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Transitief

betekenis & definitie

[het accent wisselt] (<Lat.),

I. bn., overgaande; (taalk.) transitieve werkwoorden, die een werking betekenen welke door een zelfstandigheid wordt ondergaan, of waardoor een zelfstandigheid wordt voortgebracht, dus die een lijdend voorw. bij zich kunnen hebben;

II. zn. o. (...ven), transitief werkwoord.

TRANSITO (It.), o., doorgang, doorvoer (van handelswaren).

< >