Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Trans

betekenis & definitie

I. m. (-en), (bouwk.) torenomgang; tinne; rand : — (fig.) hoog gelegen plaats, bep. het uitspansel: vgl. hemeltrans ; — hoogte : de hoogste trans van eer.

II. (Lat.), bw., aan gene zijde, over (in samenstellingen) : Transvaal, het over de Vaal gelegen land ; Transleithanië, land aan gene zijde der Leitha.

< >