(toette, heeft getoet),
1. (met een persoon als ond.) door te blazen op een hoorn het daarvoor karakteristieke, enigszins doffe geluid doen horen: hij stond met zijn hoorn aan de mond en toette in de verte; — (zegsw.) van toeten noch blazen weten, volkomen onkundig zijn, van niets weten; — toeten op een hoorn; — (gew.) ketelmuziek maken; — ook met een auto, een schip enz. als ond.: een stoet toetende auto's;
2. (met een hoorn als ond.) het voor dit instrument karakteristieke geluid geven: soms toette een hoorn in de verte;
3. ben. voor het eigenaardig geluid dat in een bijenkorf wordt gehoord tegen de tijd dat een zwerm zich zal afscheiden.