(knipte toe, heeft toegeknipt),
1. (overg.) een knipoogje geven: ze knipte hem eens innig toe;
2. (overg.) knippend dichtdoen: knip het pennemes toe;
3. met een knip dichtmaken: een portemonnaie dichtknippen;
4. (onoverg.) met een knip, knippend dichtgaan: de val knipte toe en de muis zat gevangen;
5. (overg.) snel sluiten, dichtknijpen: de ogen toeknippen.