(dacht toe, heeft toegedacht), iem. iets toedenken.
1. de bedoeling hebben hem iets te schenken of te geven: hij verdomde het te werken voor ’t schijntje dat ze hem toedachten;
2. wensen dat hem iets ten deel zal vallen, toewensen: ze had hem dit meisje sinds lang tot vrouw toegedacht;
3. schenken, geven, opdragen: de hem toegedachte erenaam;
4. iem. tot iets in staat achten of in het bezit van iets onderstellen: ik had jou meer begrip toegedacht.