o. (-en),
1. gat waardoor het tocht, trekgat: we stopten met baalzakken de tochtgaten dicht;
2. ruimte, plaats waar men geregeld tocht voelt: Den Helder is een echt tochtgat; dat huis, die kade is een verschrikkelijk tochtgat;
3. opzettelijk opengelaten of aangebrachte opening waardoor de lucht kan trekken, trekgat: tochtgat voor een oven;
4. open plek in het ijs door het tochten van de wind opengehouden: die vaart is niet te berijden, zij is vol tochtgaten.