o.,
1. (thans alleen nog gew.) aftreksel van theebladeren, thee ;
2. (mar.) aftreksel van gemalen koffiebonen, koffie ; — theewater drinken, koffiedrinken om halfvijf of vijf uur ’s middags ;
3. (mar.) koffiemaaltijd, brood met koffie : het appèl wordt ’s avonds na theewater gehouden;
4. (mar.) versnaperingen: een mandje theewater, een pakket met versnaperingen van thuis toegezonden;
5. (scherts.) sterke drank : hij is boven zijn theewater, is dronken ;
6. (thans inz.) water om thee te zetten.