Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Terugzien

betekenis & definitie

(zag terug, heeft teruggezien),

1. achteruit zien, meestal flg. in de tijd : op zijn vroeger leven terugzien, het in gedachten nagaan ;
2. wederom zien in de richting of naar de plaats vanwaar men tevoren gekomen is : mogelijk zult gij nog eens met genoegen op dit ogenblik terugzien;
3. wederzien na voorafgegane verwijdering of scheiding : zijn geboorteplaats terugzien ; wij zullen hem nooit terugzien, hij zal nooit terugkeren.

< >