(kreeg terug, heeft teruggekregen),
1. wederom in zijn bezit krijgen: zijn goederen terugkrijgen ; zijn gezondheid terugkrijgen, weer gezond worden;
2. als antwoord krijgen : een slag terugkrijgen;
3. aan klein geld terugontvangen wat te veel betaald is met groter geld: ik krijg nog een gulden van je terug.