Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Terras

betekenis & definitie

(<Fr.), o. (-sen),

1. dak van een huis of van een deel er van dat ingericht is om er op te verblijven, bep. met een balustrade : vooral boven een lager deel van een huis;
2. horizontaal vlak boven het gewone terreinniveau, als wandel- of zitplaats aangelegd in een tuin, op de helling van een berg, of in aansluiting aan een gebouw: op het terras voor het badhuis zitten; — een dergelijk vlak voor het kweken van gewassen op een helling, b.v. voor de cultuur van de wijnstok;
3. gedeelte van het trottoir voor een café, waar tafels en stoelen staan en waar de verbruiker kan zitten;
4. een natuurlijke formatie van de onder 1. bedoelde vorm; tafelland ; — horizontale laag of vooruitstekende vorming tegen een helling aan.

< >