TEMETS', bw., (in N.-Xed. alleen in gemeenz. taal gebruikelijk)
1. soms, nu en dan: hij komt mij temet eens opzoeken;
2. langzamerhand, allengs : je moet nu temet naar een vrouw uitzien;
3. meteen, terstond, aanstonds, weldra: temet was ze er vandoor gegaan;
4. mogelijk, eventueel, wellicht, soms, misschien : hij mocht temet denken, dat het waar was;
5. bijna : hij was temet in het water gevallen.