Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tank

betekenis & definitie

(Eng.<Port.), v. (-s),

1. in Voor-Indië: kunstmatig waterreservoir, gebezigd voor baden, wassen, het verzamelen van drinkwater enz.;
2. reservoir, veelal van plaatijzer vervaardigd, voor een grote hoeveelheid van een vloeistof, bep. voor het vervoer of het meevoeren daarvan (vgl. benzinetank); een tank voor petroleum, voor melk;
3. (zeew.) elk der afdelingen van de dubbele bodem van een schip;
4. gepantserde gevechtswagen op rupsbanden: de tank is voor het eerst in 1916 bij het Engelse leger gebruikt.

< >