Gr. Ta'loos,
1. metalen reus in dienst van Minos: als er een vreemdeling kwam, liet Talus zich in een vuur roodgloeiend maken en omarmde dan de aangekomene. Medea wist hem te betoveren ;
2. neef van Daedalus, door deze uit jaloezie gedood omdat hij de zaag en de passer had uitgevonden ; door Athene in een patrijs veranderd (Ovid., Met. 8,236 vg.).