Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Taks

betekenis & definitie

I. TAKS

(<Fr.), v. (-en),

1. vastgestelde hoeveelheid, hoeveelheid waarop iem. recht heeft of waartoe hij verplicht is : fel oplettend dat ieder zijn taks betaalde (H. de Man); — vier boterhammen is mijn taks, ik eet nooit meer ;

2. (gew.) taak : iem. taks geven; een vaste taks hebben;

3. (Zuidn.) heffing, belasting, recht: zijn taks betalen.

II. TAKS (<Hd.), m. (-en), dashond.

< >