(suppleerde, heeft gesuppleerd), (<Lat.),
1. aanvullen ; — thans vooral als term in het bankbedrijf, t.w. bij prolongatie: bij daling van de waarde der als onderpand gegeven effecten, het daardoor ontstane tekort aanzuiveren : hij heeft van zijn bankier bericht ontvangen dat hij moet suppleren;
2. vervangen ; — (als plantersterm in Suriname) afgestorven cultuurgewassen vervangen door jonge planten.