Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STRIEMEN

betekenis & definitie

(striemde, heeft gestriemd),

1. (overg.) zo slaan dat er een of meer striemen ontstaan : gestriemd, gejaagd met zweep en sporen ; — (oneig.) de regen striemde haar in het gelaat',
2. (overg., fig.) pijn doen, gevoelig treffen : ze wist niet hoe ze hem nog striemen kon; striemende woorden;

3. (onoverg., gew.) strepen trekken: de zonnestralen striemen door de wolken.

< >