Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STOVEN

betekenis & definitie

(stoofde, heeft en is gestoofd),

1. (overg.) met matige warmte gaar laten worden of afmaken op een zacht vuur met weinig nat: ingemaakte groenten stoven; (fig.) iem. een kool stoven, hem een poets bakken;
2. (onoverg.) gaar of zacht worden op een zacht vuur met weinig nat: de vis lag te pruttelen en te stoven; (fig.) iem. in zijn vet gaar laten stoven, hem geheel aan zichzelf overlaten, zich niet met hem bemoeien;
3. (overg.) zacht en aanhoudend verwarmen, inz. met koestering of rijping als doel of gevolg : koel was het in het prieeltje, terwijl daarbuiten de zon alles stoofde ; — (wederk.) zich in het zonnetje stoven, koesteren;
4. (onoverg.) zonnewarmte of andere koesterende warmte opnemen: de bloemen stovende in de zon;
5. (overg.) door verwarming (in een vocht) voor een bepaald doel bruikbaarder maken: (zeew.) touw stoven, het warm maken, zodat de teer er beter indringt; (scheepsb.) hout stoven en branden, om het te buigen.

< >