m. (-s),
1. die stoot;
2. (Barg.) iem. die met mooie verhalen geld zoekt af te zetten;
3. zaak die of waarmee men stoot, inz. als onderdeel van een werktuig of toestel;
4. (Zuidn.) stootpaal, inz. in een hopveld;
5. Oudhollandse munt, later rekenmunt (f 0,12½), thans of tot voor kort nog in de volksmond : het kost een stoter.