Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STOOL

betekenis & definitie

(<Lat.), v. (stolen), (R.-K.) lange bandstrook, door de priester om de hals en de schouders gekruist gedragen, door de diaken over de linkerschouder, bij het verrichten van zekere geestelijke bedieningen: de stool verzinnebeeldt het juk des Heren.

< >