1. sterk of sterker maken, versterken, kracht geven: het lichaam, de zenuwen sterken; zich met een glas wijn sterken; — met betr. tot zedelijke kracht: elk deed zijn best zijn naaste te troosten en te sterken; zich in het gebed sterken;
2. (rechtst.) bijstaan, zich als helper naast iem. stellen: Mevrouw H., te dezen gesterkt en gemachtigd door de heer A.;
3. stijven of steunen in een overtuiging, een opvatting, een verwachting, een bedoeling: iem. in het kwaad sterken;
4. (wev.) (de schering) met een soort van pap bestrijken om de draden steviger en beter bestand tegen schuring te maken.
Gepubliceerd op 01-01-2021
STERKEN
betekenis & definitie