Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STATUUT

betekenis & definitie

(<Lat.), o. (statuten),

1. instelling, voorschrift : de leer der statuten, (hist.) de leer van het costumier of inheems recht;
2. (inz. coll.) geheel van voorschriften of verordeningen : het persoonlijk statuut, het geheel van voorschriften betreffende de rechtstoestand der personen (waaronder ook het gewoonterecht valt); het zakelijk statuut, geheel van voorschriften betreffende de rechtsbetrekkingen; gemengd statuut, dat zowel op personen als onroerende goederen betrekking heeft;
3. reglement voor organisaties van internationaal recht: het Statuut van het Internationaal Gerechtshof;
4. bij alg. maatregel van bestuur vastgestelde regeling: het Academisch statuut, regeling van de universitaire examens en promoties;
5. grondregel van een vereniging : de statuten opmaken, wijzigen, indienen; op de statuten is de Koninklijke goedkeuring verkregen; de statuten van een naamloze vennootschap worden voor een notaris verleden en in de Staatscourant gepubliceerd.

< >