Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STANK

betekenis & definitie

m. (-en),

1. kwalijke reuk of lucht: de stank der stadsgrachten; stank van rotte vis ; de hele stad is met. stank vervuld ; een stank van alle duivels, geweldige stank ; stank voor dank, ondank in de plaats dank ; met stank scheiden, een smadelijke aftocht (moeten) blazen :
2. (niet alg.) ruzie, drukte : hij maakt altijd stank.

< >