Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STAMBOOM

betekenis & definitie

m. (...bomen),

1. boom van een geslacht, d.i. het geslacht, vergeleken bij een boom, waarvan de stam zich telkens meer vertakt: stamboom van het Huis van Oranje;
2. tekening die een boom voorstelt, en waarin de leden van een geslacht in hun verschillende graden van verwantschap worden vermeld: geslachtslijst, geslachtsregister: een stamboom van zijn familie opmaken;
3. boom met rechtopgaande stam.

< >