Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STADIG

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. zonder ophouden, voortdurend, aanhoudend: zijn geest vernam het stadig weemlen van t Kerstnachtlied (Staring); — hij stond stadig naar het land te zien;
2. niet veranderend: de handel was stadig;
3. (in verb. met het versterkend bw. aan) langzamerhand: (zeew.) stadig aan strijken, hand over hand bijvieren;
4. (gew.) bedaard.

< >