Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SPRUW

betekenis & definitie

v., (geneesk.) ontsteking van het slijmvlies in de mondholte bij zuigelingen, ook bij stervenden; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippels bedekt: goedaardige spruw; kwaadaardige spruw is meestal dodelijk; — Indische spruw (Aphthae tropicae) gaat gepaard met vernietigingen in het slijmvlies van tong, mond, slokdarm, maag en darm; eindigt niet zelden met de dood.

< >