Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SPRINKHAAN

betekenis & definitie

m. (...hanen),

1. naam van een grote groep van rechtvleugelige insecten (Saltatoria) met lange sterke achterpoten, waarmee zij ver kunnen springen; inz. de insecten van de families der veldsprinkhanen (Acridiidae), die in ons land enkele soorten telt, die vooral in warme landen, als zij in zwermen optreden, veel schade kunnen veroorzaken aan de gewassen; — van de sabelsprinkhanen (Locustidae) is inheems de grote groene sprinkhaan (Locusta viridissimu); — (fig.) een magere sprinkhaan, iem. die bijzonder mager is; — ook wel gezegd van een onbeduidend mens.
2. (art.) ijzeren affuit voor seinof saluutschoten op dijkposten, maar niet voor ernstig gebruik geschikt.

< >